Uitgebreid overzicht van alle leuningvoorschriften: Van minimumhoogte over openingsmaten tot handgreepdetails.
Bekijk hoe snel het werktVanaf een valhoogte van 1000 mm is over het algemeen een leuning te voorzien. Punt.
Gemeten wordt loodrecht van bovenkant leuning (meestal identiek met de handgreep) tot een denkbeeldige lijn die de tredevoorkanten verbindt. Praktisch gezien meet men de leuninghoogte telkens boven de tredevoorkant.
Belangrijk: Bij gedraaide trappen zou het leuningverloop gekromd zijn. Omdat het eenvoudiger te vervaardigen is en omdat sommigen dat niet mooi vinden, wordt graag een rechte leuning op gedraaide trappen gezet. Daarbij is de minimumhoogte absoluut na te leven!
Bij gebouwen in het algemeen volgens DIN 18065, waarin bovendien met aanwezigheid van kinderen gerekend moet worden, mogen in de leuning geen openingen groter dan 120 mm zijn. Dit betreft bijv. afstanden van leuningspijlen.
Bij deze leuningen moet bovendien overklimmen door kinderen vermeden worden, door dit tot een hoogte van 700 mm constructief te voorkomen, alternatief kan de handgreep 150 mm naar binnen getrokken worden.
In de praktijk is het moeilijk vast te stellen waar met aanwezigheid van kinderen gerekend moet worden. Op een open dag is dit ook in een bedrijf het geval.
Over het algemeen mag de zijdelingse afstand van trede / bordes tot leuning maximaal 60 mm bedragen.
Bij gebouwen in het algemeen volgens DIN 18065 gelden verdere voorwaarden:
Van de zijkant bekeken mag de onderkant van de leuning maximaal 60 mm boven de bovenkant van het bordes liggen. Verder moet de onderkant van de leuning minstens de halve optrede van de treden overdekken.
De afstand van de leuning moet in de gebieden onder de loopvlakken minstens 20 mm bedragen om klemming van vingers te voorkomen.
Hier bestaan alleen voor gebouwen in het algemeen speciale regels:
De onderzijde van de leuning moet zo geplaatst zijn dat een kubus van 150 mm kantlengte in geen enkele stand vanaf de trede erdoor geschoven kan worden.
Bij bordessen mag de maximale afstand tot onderzijde van de leuning 120 mm bedragen.
Let op: Hier bestaan in individuele landbouwverordeningen afwijkingen, bijv. mag in Beieren geen bierflesje door de opening rollen.
Trappen moeten minstens aan één zijde een handgreep hebben. Waarvan de bovenzijde tussen 800 en 1150 mm boven de trap moet liggen. Gewoonlijk wordt de bovenzijde van de leuning als handgreep uitgevoerd, beide hebben echter principieel niets met elkaar te maken.
De handgreepbreedte moet 25 tot 60 mm bedragen en het profiel moet grijpveilig zijn.
Om inklemming van de hand te voorkomen, moet de zijdelingse afstand tot andere bouwdelen (dus bijv. muur) minstens 50 mm bedragen.
Nieuw en wat ingewikkeld zijn regels voor onderbroken handgrepen. Principieel moeten handgrepen in gebouwen in het algemeen ononderbroken uitgevoerd worden.
In andere gebouwen mag de handgreep in de hoeken onderbroken zijn. Achtergrond is dat bij gedraaide trappen vaak rechte handgrepen gebruikt worden, waarvan de hoogte altijd een compromis is en die zich in de hoeken niet op een hoogte ontmoeten om verbonden te worden. De lichte afstand tussen de uiteinden moet tussen 50 en 200 mm liggen, het hoogteverschil mag maximaal 200 mm bedragen en de van onderen komende handgreep mag in geen geval boven het begin van het volgende gedeelte eindigen.
In toegankelijk bouwen zijn in het bijzonder de handgrepen een groot thema, zie link.
Voor ronde handgrepen met 45 mm diameter is er de meeste toebehoren. Daarom en om optische redenen worden deze graag ingezet. Beter grijpen laat zich echter een handgreep van 35 tot 40 mm diameter, zowel voor kinderen als voor volwassenen.