DIN 18065 vat onder de term lichtruimteprofiel de bruikbare traploop-breedte en de doorloophoogte samen. Daarbij worden ook de toegestane „versmallingen" in acht genomen.
Gebouwen in het Algemeen

Woongebouwen met tot 2 Woningen en binnen Woningen

Het lichtruimteprofiel staat in het onderste gedeelte beperkingen toe, zoals ze bijv. door trapwangen kunnen ontstaan. In het bovenste gedeelte zijn eventueel versmalling door buizen enz. mogelijk.
Bruikbare Loopbreedte
Grensafmetingen voor Loopbreedte, Optrede en Aantrede | Gebouwen in het Algemeen | Woongebouwen met tot 2 Woningen en binnen Woningen | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Loopbreedte | Optrede | Aantrede | Loopbreedte | Optrede | Aantrede | |||||
min. | min. | max. | min. | max. | min. | min. | max. | min. | max. | |
bouwrechtelijk noodzakelijke trap | 1000 | 140 | 190 | 260 | 370 | 800 | 140 | 200 | 230 | 370 |
bouwrechtelijk niet noodzakelijke trap (extra trap) | 500 | 140 | 210 | 210 | 370 | 500 | 140 | 210 | 210 | 370 |
De definitie van de bruikbare loopbreedte bij toepassing van de DIN 18065 leidt steeds weer tot misverstanden, hoewel de regeling vrij duidelijk is. Het is niet de tredebreedte. Veeleer wordt de bruikbare loopbreedte gemeten tussen de binnen- en buitenbegrenzing, dat kunnen binnenzijde van de leuningen of ook muren zijn. Anders uitgedrukt, de breedte van de grootste kist die zich door de trap laat schuiven.
De bruikbare loopbreedte is basis voor verdere vaststellingen zoals bijv. looplijn en daarmee indirect aantrede alsmede de verdraaiing. Daarom is het soms problematisch dat de bruikbare loopbreedte afhangt van dingen die soms pas na voltooiing van de trap er zijn, met name leuning en pleisterwerk.
Doorloophoogte
Bij trappen volgens DIN 18065 bedraagt de vereiste doorloophoogte 2000 mm.
De doorloophoogte wordt gemeten in de schuinte, als het ware op een denkbeeldige in de 3D-ruimte liggende looplijn. Praktisch gezien moet de doorloophoogte op de tredevorkant loodrecht naar boven gemeten worden nageleefd.
In acht te nemen zijn de in het lichtruimteprofiel ingetekende gebieden, waarin de doorloophoogte bijv. door buizen beperkt mag worden.
