Definitie en berekening van het loopgebied – het onzichtbare maar essentiële gebied voor trapconstructie en looplijnvoering.
Bekijk hoe snel het werktHet loopgebied is als het ware de "strook" waarin de trap normaal belopen wordt. Hierin moet zich de looplijn bevinden. Hoewel je het niet kunt zien, is het voor de verdere constructie van een trap essentieel, want zijn ligging beïnvloedt alle berekeningen.
Bij gedraaide trappen moet de radius van de binnenste begrenzing van het loopgebied minstens zo groot zijn als de kleinste afstand van deze lijn tot de binnenste begrenzing van de bruikbare loopbreedte (in het voorbeeld 360 mm).
Bij bruikbare traploopbreedtes tot 1000 mm heeft het loopgebied een breedte van 2/10 van de bruikbare traploopbreedte en ligt in het midden (in het voorbeeld de rechterkant).
Bij bruikbare traploopbreedtes boven 1000 mm – behalve bij spiltrappen – bedraagt de breedte van het loopgebied 200 mm. De afstand van het loopgebied tot de binnenste begrenzing van de bruikbare traploopbreedte bedraagt maximaal 400 mm, het ligt dus niet in het midden (in het voorbeeld de linkerkant).
Bij spiltrappen bedraagt het loopgebied altijd 2/10 van de bruikbare traploopbreedte. De binnenste begrenzing van het loopgebied ligt bij een bruikbare traploopbreedte tot 1300 mm in het midden van de bruikbare traploopbreedte.
De afstand van het loopgebied tot de buitenste begrenzing van de bruikbare traploopbreedte mag over het algemeen maximaal 400 mm bedragen. De maat 1300 mm is zo gekozen dat vanaf deze waarde de afstand met 400 mm constant blijft.
Graag worden de afhankelijkheden van de breedte en de ligging van het loopgebied van de bruikbare traploopbreedte in een trapezium weergegeven, dan willen we dat ook zo doen: