De looplijn bepaalt hoe optredes gemeten worden en beïnvloedt de gehele trapgeometrie – vooral bij gedraaide trappen.
Bekijk hoe snel het werktDe looplijn is een denkbeeldige lijn waarop de individuele optredes van een trap gemeten resp. afgedragen worden.
Binnen het loopgebied mag de looplijn bij gedraaide trappen vrij gepositioneerd worden, zij mag echter geen knikken hebben en de radius moet minstens overeenkomen met de kleinste radius van het bijbehorende loopgebied.
Bij rechtlopende trappen is de ligging van de looplijn tot nu toe niet relevant geweest. In de nieuwe versie van de DIN 18065 zijn echter bepalingen voor bordessen opgenomen die de positionering van een looplijn noodzakelijk maken.
In de praktijk bestaat het probleem dat bijv. de exacte positie van een handgreep pas na voltooiing van de trap bekend is. Strikt genomen heeft men deze echter nodig voor de ligging van de looplijn en de planning van de draaiing.
Normaal gezien ligt de looplijn in het midden van het loopgebied en daar hoort zij ook thuis.
Verschuift men de looplijn naar de buitenste begrenzing van het loopgebied, dan heeft zij haar maximale lengte. Daarom wordt de optrede rekenkundig groter.
Gaat men deze trap echter verder in het midden (de looplijn is immers op de echte trap niet ingetekend) dan ontstaat het volgende probleem: de rechte treden hebben nu een grotere optrede, de gehele ruimte voor de trap is gelijk, dus zijn de treden in het midden van het loopgebied in het gebied van de wending korter. En juist daar bestaat hoger valgevaar.
Deze methode is dus eerder geschikt om een trap bij krappe verhoudingen mooi te rekenen om de norm na te leven.
Hier geldt het omgekeerde als hiervoor. De optrede wordt in totaal korter. Gaat men weer in het midden van het loopgebied, dan lijken de treden in het gedraaide gebied groter dan in het rechte gebied.